Griekse muziek, wat
komt daar allemaal bij luisteren?
Behorenswaardigheden in de Griekse muziek
Lezing door Michiel Koperdraat bij Vereniging Groningen-Griekenland
Op 12 januari jl was het Kijk in 't Jathuis weer eens tot de nok gevuld
met Groningen-Griekenland-leden, waaronder een paar echte Grieken.
De slecht-zittende reservestoeltjes moesten er worden bijgesleept om
iedereen een zitplaats te geven. Het was dan ook niet zomaar een lezing
die zou worden gegeven en niet zomaar een gast die de lezing ging
verzorgen. Het onderwerp was Griekse muziek, en de spreker was niemand
minder dan Michiel Koperdraat, zanger en multi-instrumentalist van de alom
geprezen muziekgroep Ano Kato.
Door Peter
Schaap
Na een introductie waarin Michiel verklaarde
dat er van een totaal overzicht van de Griekse Muzieksoorten en hun
geschiedenis onmogelijk sprake kon zijn, meldde hij zijn voornemen om het
uitsluitend te hebben over de plattelandsmuziek, en dus ook de muziek van
de eilanden. Daarmee liet hij de stadsmuziek en dus ook de rebetika
achterwege, omdat het dan te veelomvattend zou worden.
De oorsprong van wat wij herkennen als de
Griekse muziek is volgens Michiel te vinden in de Grieks-orthodoxe kerk.
Mannenkoren zingend op een lange, vaak diepe ondertoon vormen het begin,
waaruit zich solisten ontwikkelen die al dan niet op aparte instrumentale
begeleiding in de kerk religieuze teksten zingen. Wanneer er ook wereldse
onderwerpen aan de orde komen verlaat de muziek de klerikale omgeving.
Muziekfragmenten en dia's luisterden het
boeiende betoog op, dat ook met veel humor werd gebracht. Achter mij werd
door enkele kenners zacht maar enthousiast meegezongen en commentaar
gegeven. Dit bracht mij terug naar de jaren '70 in Groningen waar tijdens
folkconcerten ook altijd met de beste bedoelingen door de muziek heen werd
gepraat door de kenners.
Michiel bleef intussen goed op dreef en
bracht ons via beeld, geluid en betoog mee van Thracië naar de Pontos,
van de Smyrna-muziek via de gedwongen migratie van Grieken in de jaren '20
van de vorige eeuw naar de eilanden Naxos en Kreta, en van Macedonië, dat
een wel zeer rijke muziekcultuur kent, naar Epirus waar bijvoorbeeld de klarinet veel wordt gebruikt. Elke streek, bijna elk eiland kent zijn
eigen specialisme en zijn eigen favoriete instrument. Van fluiten,
schalmeien naar snaarinstrumenten, lyra, bouzouki of laouto, elk met zijn
eigen karakteristiek, maar elk herkenbaar als typisch Grieks.
Vele lokale vertolkers kennen niet alleen
plaatselijke bekendheid, en soms zijn er hele dynastieën van artiesten
aan te wijzen die de tradities voortzetten. Dat typische Griekse! Zelfs
bij een muziekfragment van een groot orkest waarin de meeste instrumenten
wel vertegenwoordigd waren klonk dat losse, dat zich niet willen
onderwerpen, dat onafhankelijke door dat de Grieken in zo sterke mate
kenmerkt. Al is dit misschien een persoonlijke indruk.
Na de pauze lichtte Michiel op geestdriftige
wijze een bepaald aspect van dat typisch Griekse toe. Het ging namelijk
over de toonladders die anders dan de onze niet in halve tonen zijn
verdeeld, maar (van oorsprong) een veel fijnere verdeling kennen.
Bovendien komen de afstanden van hun toonladders niet gelijk uit met die
van de onze, de zogenaamde do-ladder met zijn hele en halve tonen. Dit
westerse systeem wordt ‘getempereerde muziek’ genoemd. Dat schema van
hele en halve noten is pas vastgelegd in de tijd van J.S. Bach omdat de
werkelijke, veel fijnere verdeling op basis van de natuurlijke trillingen
het goed harmoniëren, het samenklinken van verschillende tonen, op alle
toonhoogten onmogelijk maakt. Wij zijn in het westen daardoor sindsdien
geprogrammeerd om een bepaalde valsheid in geluid als zuiver te
accepteren. De Grieken en Arabieren doen dat niet. De valsheid in hun
muziek is dus maar schijn. Michiel liet dit heel leuk horen op de bouzouki
door moedwillig een van de snaren vals, (iets te laag) te stemmen, en
vervolgens een terts te laten klinken, de tweeklank van do en mi. Tot
ieders (in ieder geval mijn) verrassing klonk die combinatie opeens
loepzuiver! |