Spelen met je ogen dicht
Veel mensen zeggen "improviseren kan ik
niet" of "ik kan nu niet spelen, want ik heb geen muziek bij me".
Deze uitspraken tonen een afhankelijkheid van bladmuziek en een gebrek aan
zelfvertrouwen. Heel veel (amateur-) musici hebben hier last van. Dit is - naast
andere factoren - terug te voeren op een belangrijk punt: de ontwikkeling van
het horen.
Aan het belangrijkste zintuig
voor muziek, het horen, wordt in het muziekonderwijs in de regel veel te
weinig aandacht besteed. En aan het innerlijk horen, het horen van
ongemanifesteerd geluid, gaat men meestal geheel voorbij. Hierdoor kan er van
een echte muzikale ontwikkeling bij veel (amateur-) musici eigenlijk geen sprake
zijn.
Bij samenspel kunnen veel
muzikanten al nauwelijks naar zichzelf luisteren, laat staan naar anderen. Er is
weinig reflectie op het eigen spel, waardoor men bijvoorbeeld schrikt bij het
horen van een opname. Dan hoor je namelijk opeens wat je tijdens de uitvoering
niet hoorde. Onder de verzuchting "het wordt nooit wat" ontstaat dan
soms de opwelling het bijltje er maar bij neer te gooien. Redenen genoeg om
eindelijk aan te vangen met horen. Musiceren begint eigenlijk pas op het
moment dat je in wezen je ogen dicht doet.
De menselijke geest is door haar
aard niet goed in staat de aandacht op meerdere dingen tegelijk te richten.
Aandacht is zogenaamd éénpuntig, vergelijkbaar met de lichtstraal uit een
spot. Ook handige mensen zullen met het één op moeten houden als
iets anders om de aandacht vraagt. Door oefening is het weliswaar mogelijk deze
'aandachtsbundel' te verbreden zodat meerdere aspecten binnen de aandacht
vallen, maar vooral als in leerprocessen de aandacht verdeeld moet worden over
meerdere zintuigen kan zij 'verstrooid' raken. Je bent dan ook geneigd een
bepaald zintuig 'voor te trekken'. Over het algemeen is de westerse wereld, door
dit voortrekken, vooral een 'ziende' wereld geworden. Geen zintuig krijgt zoveel
aandacht als het oog, tegenwoordig. Dit heeft echter wel gevolgen voor de
ontwikkeling van de andere zintuigen, die van het horen bijvoorbeeld.
Het leren lezen en spelen van
bladmuziek neemt een belangrijke plaats in binnen het muziekonderwijs in
Nederland. Muziek lezen en noteren heeft weliswaar grote waarde (het stelt ons
in staat om op een snelle manier van muziekstukken kennis te nemen of ze door te
geven) maar het is slechts een notatiemethode, een hulpmiddel, niet de muziek
zelf. Het lezen van muziek, wat met het oog gebeurt, krijgt dus veel aandacht.
Maar ook als leerlingen muzikaal en technisch groeien blijft het daar vaak bij.
Na kennisneming van muziek door middel van notenschrift zou er een moment moeten
aanbreken waarop het papier terzijde wordt gelegd (zoals solisten in orkesten doen). Meestal echter durft men niet op het horen te vertrouwen en blijft
men lezen, elke keer als het stuk gespeeld wordt. Zo gaat in feite steeds weer de
aandacht naar het zien. Het interpreteren van deze muziek of het
improviseren erbinnen is voor velen dan ook moeilijk omdat dit niets met zien
te maken heeft en alles met horen en voelen.
Inspiratie
Er zijn veel manieren om het
horen te trainen. Naast het meer technisch leren horen (van intervallen, meerklanken en ritmes bij
solfège, analytisch luisteren) is het voor de ontwikkeling van
het horen belangrijk dat muziekstukken op het gehoor worden aangeleerd of
uitgezocht. Zeker als het eenvoudige stukken betreft, is notenschrift helemaal
niet nodig. Dus: musiceren zonder partituur. Zo wordt het muzikale geheugen gestimuleerd en kan je erop leren
vertrouwen dat muziek vanzelf weer in je geest opkomt zodra je met spelen
begint. Elke strofe 'triggert' als het ware de volgende. De muziek wordt
herinnerd, je hoeft het maar te volgen. Dat geeft zelfvertrouwen.
Verder is leren improviseren als
expressiemiddel van
groot belang. Improvisatie is het middel waarmee je je innerlijk (je
persoonlijkheid en je wezen) kunt uitdrukken aan jezelf en aan de buitenwereld, door middel
van geluid, door middel van je stem of je muziekinstrument. Ook het tot
uitdrukking brengen van jouw interpretatie van een bestaand muziekstuk is een
vorm van improviseren.
Improvisatie begint bij
luisteren met het innerlijk horen. Je wilt iets spelen, dus wil je iets
horen; en dus luister je naar wat er 'opkomt', naar wat je innerlijk hoort. Dan
bemerk je dat er altijd wel wat (hoe simpel ook) wordt 'ingefluisterd' of
'ingeblazen', letterlijk vertaald: inspiratie. Inspiratie is niet iets
ongrijpbaars maar komt vanzelf als je luistert. Dat wat je hoort, hoef je alleen
maar te volgen: je speelt wat je hoort. Hierdoor ontstaat vanzelf een eigen
muzikaal 'verhaal', een verhaal waarvan je eerder dacht het niet te hebben.
Zonder dit innerlijk horen kan een improvisatie slechts bestaan uit het
reproduceren van eerder opgedane of ingestudeerde melodielijntjes (motorische
handigheden, 'licks and tricks'), willekeurig verbonden.
Anderzijds is het hebben van techniek op het instrument wel degelijk belangrijk.
Technische bagage stelt je in staat dat wat je innerlijk hoort zonder al te veel
verlies te manifesteren en bepaalt het tempo waarmee je dat kunt doen.
Inzicht, Gevoel en Motoriek zijn
de drie geestelijke instrumenten (centra) waarmee je muziek maakt. Ze werken
onafhankelijk samen. Elk deel heeft zijn eigen functie en voert die, als het
goed is, naar behoren uit tijdens het musiceren. De kwaliteit van het musiceren
vermindert onmiddellijk als de verschillende centra elkanders werk proberen te
gaan doen. Inzicht krijgen in de werking van deze centra is dus erg belangrijk.
Deze centra zijn goed in staat autonoom te functioneren maar staan - als het
goed is - onder toezicht van de Waarnemer in jou.
In het muziekonderwijs (vooral bij kinderen) zou vanaf het begin aandacht
besteed moeten worden aan de werking van deze centra, aan hun functie, en aan
hun eigenschappen. Niet in theoretische- maar in praktische zin. De centra zijn
in iedereen aanwezig en op zich vaak zeer intelligent. Ze werken meestal
‘automatisch’, maar moeten tijdens studie specifiek worden ingezet om het
muzikale vermogen op te bouwen. Als het onderlinge niveau van deze drie
sturingscentra met elkaar in evenwicht te zijn, kan er evenwichtig en met weinig
‘verlies’ muziek gemaakt worden.
Dan haal je het optimale rendement uit je talent en vaardigheden.
Enige stellingen
-
Als een muzikant zijn vaardigheden en
expressie werkelijk wil
ontwikkelen, zal hij moeten
beginnen met de ontwikkeling van zijn (innerlijk)
horen.
-
Musiceren wordt pas 'muziek maken' als je
bereid bent je ogen dicht te doen.
-
Luisteren naar anderen tijdens het
musiceren kan pas aanvangen als je hebt geleerd naar
jezélf te luisteren tijdens het musiceren.
-
Iemand zal pas werkelijk diepgang kunnen krijgen in het musiceren, als ie
zijn/haar eigen
wezen leert kennen.
-
Een goede improvisatie is op z'n minst een nieuwe
interpretatie van een eerder gespeeld
muzikaal verhaal, en op z'n best een nieuw verhaal
uitgevoerd door middel van eerder
opgedane techniek.
-
Techniek is onontbeerlijk om je muzikale
'verhaal' tot uitdrukking te brengen.
-
Talent is het vermogen nieuwe dingen op te nemen
en uit te voeren met een open,
experimenterende geest.
-
Ideeën die het musiceren in de weg
staan (zoals 'innerlijk applaus en boe-geroep') maken
je kleiner dan je bent. Deze ideeën verdwijnen als sneeuw voor de
zon zodra je je aandacht
volledig met je zintuigen verbindt. Richt je aandacht op het luisteren, dan houdt het denken
op, en daarmee
verdwijnen ook alle onzinnige ideeën.
-
Een muzikant is er niet
alleen ten dienste van de muziek, maar de muziek is er vooral ten
dienste
van de muzikant.
Meer informatie: lessen
Meer informatie: improvisatie en techniek
Meer informatie: muzikale groei
|